2010-07-24-NRC-Handelsblad-p1

2010-07-24-NRC-Handelsblad-p9

NRC 2010-07-24.

Willem Breuker (65) overleden.

Amsterdam, 24 juli. Het Willem Breuker Kollektief, hier op een treinwagon in 1984, verloor gisteren zijn grote voorman. Jazzmusicus Willem Breuker (midden met baard) overleed op 65-jarige leeftijd aan longkanker. Breuker was een toonaangevend jazzvernieuwer en onvermoeibare organisator. Hij verrijkte de geïmproviseerde muziek door die te mengen met theatermuziek, draaiorgels, late romantiek, fanfare.

Foto NRC Handelsblad, Vincent Mentzel.

Geestdriftig leider van de Hollandse jazzrevolutie

Willem Breuker (1944-2010), jazzcomponist en orkestleider.

Necrologie.

Met zijn Kollektief, zijn ‘Klap op de vuurpijl’, en zijn liefde voor de muzikale kruisbestuiving was Willem Breuker een spilfiguur in de geïmproviseerde muziek.Door Amanda Kuyper.

Amsterdam, 24 juli. De noten kwamen vanzelf. Maar wát graag wilde hij zijn hoofd legen. “Ik kan het allemaal niet bewaren, daar word ik heel onrustig van”, zei de jazzmusicus en componist Willem Breuker, die gisteren op 65-jarige leeftijd in Amsterdam overleed aan longkanker door asbest. In 2005 zei hij: “Hoewel ik bij veel oudere musici een soort muzikale moeheid constateer, voel ik dat helemaal niet. Soms sta ik ’s nachts op om iets op te schrijven. De volgende dag lees ik het terug, begrijp er niets van en lach me dan rot om alle waanzin.”

Vrijer dan de muziek van het Willem Breuker Kollektief zal de Hollandse jazz waarschijnlijk nooit meer worden. In de jaren zestig riep rietblazer, componist, bandleider en platenbaas Willem Breuker de revolutie uit in bebopland. Breuker was een eminent vertegenwoordiger van de geïmproviseerde muziek en een spilfiguur in het Nederlandse kunstleven; een enthousiaste dwarsligger die doorlopend van alles oprichtte, aanrichtte, opjoeg, aanjoeg, bekleedde en bestierde.

Breuker liet het hoofd niet snel hangen. Maar het behoud van zijn Willem Breuker Kollektief en het behoud van zijn jaarlijkse eindejaarsfestival ‘Klap op de Vuurpijl’ – waarin hij een mix van hedendaags klassiek, wereldmuziek en geïmproviseerde muziek liet horen – kostte hem heel wat energie. Want het werd ieder jaar moeilijker om aan geld te komen. Deze lente wist hij nog via de rechter een subsidiestop te keren. Het Kollektief vierde vorig jaar november zijn 35-jarig jubileum met het concert ‘Nog lang niet jarig’, met gastoptredens van onder anderen wereldkampioen kunstfluiten Geert Chatrou.

Willem Breuker had een groot ego, een enorme dadendrang en een ongelooflijke haast. Hij was actief als rietblazer, bandleider, arrangeur, componist, platenbaas, agitator, bestuurder en organisator. Hij was eigengereid, ongeduldig en een betweter eerste klas. Hij vocht tegen wat hij verkalkte structuren yond en richtte eigen instituten op. Hij was een breker maar ook een bouwer. Zijn grootse creatie was zijn Kollektief dat hij met koortsachtige bedrijvigheid over de hele wereld voerde. Van Australië naar Marokko, van India naar de AntilIen, van Moskou naar Hong Kong en Peking. Toen in 1999 het kiekjesboek ‘Celebrating – 25 Years on the Road’ verscheen was het WilIem Breuker Kollektief negen keer in de VS geweest.

Breuker had niets op mer keurig gespeelde jazz. Hij zette zich af tegen de Amerikaanse jazzwereld, die hij te traditioneel vond. Hij zag weinig in het spelen van standards uit het ‘Great American Songbook’ en haalde zijn inspiratie liever uit het mengen van andere, uiteenlopende muziekstijlen. “Er zijn nu goede instrumentalisten, maar hun muziek is weinig brutaal”, zei hij. “Muziek voor een hoog cijfer. Maar wat mij het meeste dwars zit is het eendimensionale denken. Een plus een moet altijd twee zijn. En waarom niet negeneneenhalf? Dat is toch veel leuker. Houd richting de uitkomst een gigantische flauwekulverhaal op en er komt misschien juist iets boeiends uit.”

Breuker werd in 1944 geboren op driehoog in Amsterdam-Oost. Hij was autodidact op diverse instrumenten, voor klarinetles ging hij op zijn tiende naar de Volksmuziekschool. Op zijn vijftiende maakte hij zijn eerste plaatje in eigen beheer en een jaar later schreefhij zijn eerste compositie. Hij speelde basklarinet en saxofoon in de harmonie van Tuindorp Oostzaan tot hij werd geroyeerd wegens her misbruiken van zijn instrumenten. Hij werd verwijderd van het Amsterdams Muzieklyceum met het advies nooit de muziek in te gaan, maar hij won daarna drie keer de solistenprijs op het Famous Jazzconcours in Amsterdam.

Breukers doorbraak kwam in 1966. Hij ging op tournee met de band van de Duitse multi-instrumentalist Gunter Hampel, speelde bij Boy Edgar tijdens een concert op het Holland Festival en was op de tv te zien met ‘The Litany for the 14th of June’, een muzikale irnpressie van de Telegraafrellen van dat jaar, waarmee hij het Loosdrecht Jazz Concours op stelten zette. Het werd ook het titelstuk van zijn eerste Ip, geheel gevuld met eigen werk. Er volgden platen met Hampel en Alexander von Schlippenbach en aan het eind van hetjaar kozen de lezers van het tijdschrift Jazzwereld hem tot beste Nederlandse tenorsaxofonist. In het jaar daarna richtte Breuker de Instant Composers Pool (ICP) op, samen met pianist Misha Mengelberg en drummer Han Bennink. Met de laatste maakte hij onder de naam New Acoustic Swing Duo zijn rweede lp en speelde hij mee op ‘Machine Gun’ van het Peter Brötzmann Octet, het Europese antwoord op de free jazz van Ornette Coleman en de elpee ‘Ascension’ van John Coltrane.

Hoewel Breuker veel van jazz wist voelde hij zich geen ‘jazzcat’ met het juiste gevoel voor blues en bebop. Hij speelde voor negentig procent eigen muziek maar besteedde ook aandacht aan andere componisten tussen wal en schip: Weill, Gershwin en Grofé.

Dat Breuker anders was dan pure blazers als Piet Noordijk en Harry Verbeke bleek ook uit zijn componeerpraktijk. Hij schreef ook muziek voor opera’s, filmmuziek voor regisseurs Johan van der Keuken, George Sluizer en Paul Verhoeven, theatermuziek bij voorstellingen van Peter Weiss, Hugo Claus, Brecht, Handke, Ischa Meijer en Freek deJonge.

Tussen 1970 en 1974 was WiIlem Breuker betrokken bij Louis Andriessens orkest De Volharding, de overname van Stichting Jazz In Nederland (SJIN), de oprichting van de beroepsvereniging van Improviserende Musici (BIM) en het huisvesten van het oude BIMhuis op de Oude Schans. Ook daarna bleef hij een actief belangenbehartiger voor allerlei clubs, en een voorvechter voor het verkrijgen en behouden van kunstsubsidies.

In 1974 zette hij zijn Kollektief op poten. De leden van dat Kollektief mochten zich uitleven in titels als ‘DeAchterlijke Klokkenmaker’, ‘La Plagiata’, ‘Midzomernachtmerrie’ en ‘De Vuile Wasch’. De elfkoppige bigband koppelt uitzinnige free jazz aan sombere, theatrale muzick in de stijl van Kurt Weill. Er viel ook altijd weI iets te lachen bij Breuker. Hoedjes, vIaggetjes en toeters zijn de attributen voor een vorm van ongein waarmee alleen hij wegkwam. “Hoe Breuker, hoe leuker,” werd een gevleugelde leus. In 1975 richtte hij zijn label BVHaast op dat ruim honderd platen uitbracht ook en begon hij zijn eindejaarsfestival ‘Klap op de Vuurpijl’. Breuker wilde de mensen “eens andere muziek laten horen”. De Klap, constateerde hij in 2005, is toch een mooic traditie geworden. “Toen ik het dertig jaar geleden begon was er helemaal niets in de stad. Alles was totaal uitgestorven, op een film van Walt Disney of iets anders verschrikkelijks na. De mensen Iiepen met hun ziel onder hun arm.”

“Als ik me iets aangetrokken had van alle kritiek was ik nu portier geweest bij het Concertgebouw”, zei hij in 1993 bij een terugblik. Hoewel Breuker aanvankelijk een underdog was, of die rol met verve speelde, werden zijn prestaties weI erkend. Hij ontving als enige rwee keer de Grote Prijs van de Nederlandse Jazz, hij won een Gouden Kalf, een Edison, een Zilveren Lessenaar en een Bird.

Daarnaast kreeg hij onderscheidingen in andere Europese landen. In 1992 was hij onderwerp van een Franse biografie, geschreven door het echtpaar Buzelin, die in het N ederlands verscheen met de ondertitel ‘Maker van Mensenmuziek’. Breuker schreef een compositie voor koningin Beatrix en werd in 1998 Ridder in de orde van de Nederlandse Leeuw.

Eind jaren negentig begon zijn bedrijf te slijten en zijn publiek te vergrijzen. En al was zijn muziek nog steeds dwars, en wars van logica, en al speelde hij heus nog wel graag de luis in de pels, Breuker hoefde niet meer zo nodig op de barricaden: “We wilden laten zien dat het ook anders kan, dat je zelf mag nadenken. Geen slaaf zijn van een systeem of een gedachte. Toen wij onze vrije muziek maakten en ook de componistenhoek niet meer wist hoe ze verder moesten komen met hun seriële componeren, dacht ik met mijn wat idealistische en romantische geest dat alles een beetje naar elkaar toegroeide. Maar de hele beweging is vast gelopen.”

Dat het met hem zelf niet goed ging werd pas duidelijk toen het Kollektief met een invaller ging spelen. Maar Breuker herstelde op bijna wonderbaarlijke wijze van een ernstige leverziekte. Na een transplantatie ging hij toch weer optreden. En na een roemruchte zomer, waarin het orkest voor het eerst in 35 jaar in zijn voortbestaan werd bedreigd, klonk hij in 2008 naar oordeel van criticus Frans van Leeuwen “vinnig als vroeger, zij het korter van stof”.

Dit stuk is gebaseerd op een eerder artikel van de woensdag overleden jazzcriticus Frans van Leeuwen.

Reacties van kunstbroeders:
Pieter Boersma, fotograaf en vriend: “lk kreeg een mailtje: ‘Kut, ik heb kanker, Willem.’ Zo was hij, we waren voorbereid. Willem was introvert, op het podium was hij met zijn grollen en grappen het tegenovergestelde van hoe hij in het dagelijks leven was. Al was hij delaatste tien jaar minder dan vroeger de dolle komediant.

“Hij schreef een brief naar het ministerie: ‘Hé, klootzak, waar blijft het geld?’ De ambtenaren lachten, maar het was dedain tegenover de subsidiënten die hem telkens zijn subsidie afpakten.

“Ik kende hem sinds 1962, ik speelde een tijd met hem. Ik begreep niet waar hij het vandaan haalde; op zijn 17de maakte hij seriële Schonberg-achtige muziek. Tot 1964 speelde hij ‘standards’. Dat zwoer hij af, later verzweeg hij dat en speelde aileen nog free jazz. Hij was paradoxaal, consequent, maar hij deed ook dingen zoals ze uitkwamen.”

Loes Luca, actrice en zangeres: “Nu moet ik iemand anders vinden om te pesten. We waren allebei kinderen uit het volk, die door hard werken leuke dingen voor elkaar kregen. Ik was trots op hem, als ik zag dat hij in platenbakken in Japan lag. Hij pochte daar nooit over. Ik kende hem 25 jaar, sinds ‘Deze kant op, dames’ van Ischa Meijer. We gingen op tournee naar Duitsland en Franlrijk met ‘Marie Galante’ van Weill. Ik mocht tussen de mannen zitten, tegenover de Baas. Goed dat er uit zijn erfenis een fonds komt voor eigenwijze toonkunstenaars.”

Theo Loevendie, jazzmusicus en componist: “Een originele figuur, die zijn eigen plaats in de muziek heeft veroverd, niet in één genre te vatten. Op zijn veertiende gaf ik hem klarinetles.”

J. Bernlef, schrijver en jazzkenner: “Willem brak alle hokjes en heilige huisjes af om de weg vrij te maken voor een kruisbestuiving van alle genres. Als componist was hij een enorme werker, altijd enthousiast op zoek naar nieuwe dingen. Er moet nog veel muziek liggen, die wacht op uitvoering.”

Benjamin Herman, altsaxofonist, leider New Cool Collective: “Het is een uitstervend ras, de grote branieschoppers. Zoveel werklust en stamina, zoveel op de barricaden. Hij was een radicaal muzikant, alle invloeden gebruikte hij, als het maar geen Amerikaanse jazzmuziek was. Dit is het begin van het einde, iedereen is braaf, wie kan nog in zijn schoenen staan?”

De serieuze Breuker en de Bijbelse Breuker.

Door Kasper Jansen.

Willem Breuker had onverwachte en serieuze kanten. Zo schreef hij een klein bijbels oeuvre en hij bracht op zijn label BVHaast veel avant-gardistische 20ste-eeuwse muziek uit, zoals het ‘Derde hoboconcert’ van Bruno Maderna door Han de Vries. In 1991 componeerde Breuker een strijkkwartet voor het Mondriaan Kwartet, die in premiere ging in de Kleine Zaal van het Amsterdamse Concertgebouw. In 1996 voorzag Breuker Psalm 122, waarin David vraagt om vrede over Jeruzalem, van nieuwe melodieën. Die werden in de Grote Kerk in Veere gespeeld door het Willem Breuker Kollektief en gezongen door het Koor Nieuwe Muziek.

Het Middelburgse draaiorgel De Twee Musketiers speelde ook zijn toonzetting van Psalm 121: ‘Ik hef mijn ogen op naar de bergen: vanwaar zal mijn hulp komen? Mijn hulp is van de HERE.’ Psalm 122 werd in 1999 ook uitgevoerd op het Maastrichtse Festival Musica Sacra. Breuker was geen christen. Hij omschreef zichzelf in deze krant als “een vredelievende en liberale humanist” die vroeger met zijn vader naar de ‘Matthäus Passion’ in Naarden ging. Hij componeerde ook een Bijbels, avondvullend muziektheaterstuk ‘Jona de Nee-zegger’ (2003), geregisseerd door Lodewijk de Boer. God, gespeeld door Jasperina de Jong, behaalde daarin een morele overwinning op de dwarse Jona. De strekking was dat goedertierenheid gaat boven gelijkhebberij. Het slot bestond uit verzoenende, contemplatieve muziek, een lang, stemmig adagio met een solo voor mondharmonica.