Vrij Nederland 2010-07-31.
Breukers rode jaren.
In memoriam. Jazzmusicus Willem Breuker was zeer progressief – politiek en muzikaal
Door Rudie Kagie.
De omvangrijke discografie van Willem Breuker bevat meer afwijkende producties dan van enige andere Nederlandse jazzmuzikant: platen gingen verpakt in een bonbondoos van paars fluweel of een nauwelijks op te bergen driehoek (ontwerp: Ger van Elk), de emballage van cd’s bestond uit een camembertdoosje, een jutezak of een eigenaardig uitklapmodel. Maar het meest curieus is toch wel de lp ‘Voor de overwinning van de Vietnamese revolutie’ uit 1972. Een citaat van de dichter Anh Duc op de achterkant van de rode hoes verklaart de intentie van de makers: ‘Ik vind wel dat een lied eigenlijk zowel het hart als het verstand moet aanspreken. Het moet ertoe bijdragen dat de marionettensoldaten er spijt van krijgen dat ze huurlingen zijn, het moet ze ongelukkig maken door de gedachte aan hun vrouwen en kinderen en de wil om te deserteren bij ze wakker roepen en versterken.’ De Ip was van het Landelijk Vietnam Komitee, een mantelorganisatie van de Kommunistische Eenheidsbeweging Nederland – marxistisch-Ieninistisch (KEN-ml), een maoistische splinterorganisatie die voor het gelijk van China koos. Een Duitse versie (ingezongen door Duitse militanten) verscheen onder auspicien van de KPD-ml. In het tentet blies Breuker dominant zijn partij mee op klarinet en tenorsaxofoon. Ook tekende hij voor de compositie van de ‘Joseph Luns-tango’, op een tekst die een bezoek van de minister van Buitenlandse Zaken aan de Russische hoofdstad vanuit het Chinese perspectief van destijds becommentarieert: Luns gaat in Moskou praten / met die bende renegaten / maar het volk zal zijn leugens doorzien.
In dezelfde tijd maakte Breuker deel uit van het orkest De Volharding, dat tegen vergoeding van reiskosten politieke manifestaties opluisterde. Zijn muzikale uitstapje onder auspicien van het Landelijk Vietnam Komitee deed hem belanden in een strijdbaar milieu waarbij de achterban van de Communistische Partij Nederland afstak als een stelletje kleinburgers. In De Waarheid schreef hij eind jaren zestig onbezoldigd giftige aanvallen op de beroepsschnabbelaars bij radiodansorkesten die bepaalden wat in dit land voor jazz door moest gaan. ‘Muzikale oplichters’, ‘rommelaars’ en ‘sjaggeraars’ waren het, die er geen snars van hadden begrepen.
Het is twijfelachtig of Breuker inderdaad de geschoolde marxist was die hij beweerde te zijn. Zijn medewerking aan de Vietnamplaat beschouwde hij als ‘vriendendienst’ aan de toondichter Konrad Boehmer, die de linkse klassieken wel grondig had bestudeerd en vertrouwd was met het œuvre van Brecht-componist Hanns Eisler, wiens stijl Breuker zeer aansprak. In hun hagiografie ‘Willem Breuker, maker van mensenmuziek’ (1994) beweren Françoise en Jean Buzelin dat Breuker ‘nooit heeft geprobeerd om uit partijpolitieke of andersoortige overwegingen revolutionaire symbolen en concepten uit te dragen’, maar dit is aantoonbaar onjuist.
De reputatie van de jonge Breuker was in 1966 in een klap gevestigd toen hij tijdens het jazzconcours van Loosdrecht met 24 woest improviserende blazers (en Pierre Courbois op drums) de Amsterdamse bouwvakkersrellen becommentarieerde in het stuk ‘Litanie voor de 14e juni 1966’.
Dit was niet bepaald wat kenners onder beschaafde swing verstonden; wat Breuker liet horen, leek nergens op – en dat was precies de bedoeling. In zijn biografie ‘Han Bennink. De wereld als trommel’ (2009) citeert Erik van den Berg slagwerker Bennink, die Breuker in 1966 leerde kennen na zijn toetreding in het Misha Mengelberg Kwartet: ‘Hij ging dwars door alles heen en deed alles behalve wat wij onder jazz verstonden. Er zat een enorme drang in ( … ) Willem zei: fuck it, dit is wat ik wil en zo doe ik het. (…) Hij (…) werd in no time beroemd en kreeg meteen ook overal vijanden.’
Ter linkerzijde van de samenleving dacht Breuker de dwarse mentaliteit aan te treffen die hij in zijn muziek liet doorklinken. Een vergissing, gaf hij later toe. ‘Eind jaren ‘60, begin jaren ‘70 dacht ik werkelijk dat de free jazz de voorbode was van een ander soort samenleving,’ zei hij in 1988 in Vrij Nederland. ‘Achteraf blijkt dat een fout, romantisch denken te zijn geweest, maar toch ben ik blij dat ik er in die tijd zo over dacht.’ Grootste afknapper: ‘Dat we voor nop speelden tijdens zo’n actie, waarbij veel geld werd opgehaald. Voor de slotavond huurden onze linkse vrienden dan een zeer duur, uiterst reactionair rock-’n-rollgroepje, omdat het ook wel een keer gezellig mocht zijn.’ Bij de oprichting van het Willem Breuker Kollektief in 1974 kondigde hij aan dat het onbetaald concerteren voor een goed doel definitief tot het verleden behoorde, ‘want ja, voortaan moeten tien man van dit orkest eten, weet je wel.’