De Volkskrant 2010-07-24.
Willem Breuker 1944-2010.
Amsterdam. De componist, rietblazer en improvisator Willem Breuker is vrijdag overleden. Hij werd 65 jaar. Breuker, een icoon van de Nederlandse jazz, leed aan kanker.Actrice en zangeres Loes Luca, die met Breuker optrad, herinnert hem aIs ‘een eigenwijze sodemieter’. ‘En zo was zijn muziek ook. Als ik in het buitenland ben, kijk ik altijd even in een muziekwinkel of hij daar ligt en dat is altijd zo, tot in Japan aan toe. Dan voel ik mij plaatsvervangend trots. Niemand heeft kunnen verklaren waarom hij in het buitenland gevierder was dan in Nederland.’
Tot op het laatst heeft Luca geprobeerd de muzikant aan het lachen te maken. ‘Maar het werd schier onmogelijk, hij had te veel pijn. Ik zal hem vreseIijk missen, maar gelukkig laat hij, genoeg achter om van te genieten: zijn muziek en zijn vrouw Olga Zuiderhoek.’
Huub van Riel, directeur van het Bimhuis, waarvan Breuker een van de oprichters was: ‘Hij vond dat musici het heft in eigen hand moesten nemen. Met zijn tomeloze energie zette hij zijn platenmaatschappij BVHaast op; daarop is zo veel uitgebracht, zulke diverse. muziek.
‘Willem Breuker was een bezeten workaholic met,wie je verschrikkelijk kon lachen. Zijn afkeer van gewichtigdoenerij werd een kenmerk van de muziek in Nederland.’
Op de foto: Willem Breuker in zljn tuin in Amsterdam, 1966. Foto Pieter Boersma.
Postuum. Componist/saxofonist Willem Breuker (1944-2010).
Burgerschrik, eclecticus en geinponem.
Onvrede over ‘de aperte achterlijkheid’ om hem heen dreef Willem Breuker.
Door Erik van den Berg.
In de zomer van 1963 is er tumult op het Famos Jazztournooi in Amsterdam: een 19-jarige deelnemer is van de zenuwen flauwgevallen. Nog hetzelfde jaar brengt Willem Breuker zijn ‘Compositie in paars en geel’ op een tweede concours alsnog tot een goed einde. De jury kijkt raar aan tegen de muziek, die in niets op ‘swingende jazz’ lijkt, maar geeft de jonge componist de soloprijs voor zijn klarinetspel. Een van de rumoerigste carrieres in de Nederlandse muziek is begonnen.
Willem Breuker, die vrijdag in Amsterdam na een ernstige ziekte overleed, was zijn leven lang bezeten van muziek, maar een zorgeloze passie is het nooit geweest. Al op de mulo in Amsterdam componeert hij heimelijk onder de les zijn allereerste stukjes, maar de daaropvolgende studie aan het Amsterdams Muzieklyceum loopt uit op een deceptie. ‘Leer een degelijk vak en laat de muziek met rust’, adviseert de directie hem.
Breuker zet koppig door, buiten elk instituut om en gemotiveerd door het ‘aanpakken en doorzetten’ waarmee hij als kind van overtuigde socialisten is grootgebracht. Terwijl zijn leeftijdgenoten naar beatmuziek luisteren, verdiept hij zich in Schönberg, avant-gardejazz en ander ‘moeilijk’ repertoire. Zijn gemankeerde muzikale scholing compenseert hij met oorspronkelijke opvattingen, dadendrang en organisatietalent. Zo weet hij als 21-jarige vanuit het niets een experimenteel orkest van professionals en amateurs te formeren, waarmee hij zich in juli 1966 als nieuwbakken bandleider presenteert op het jazzconcours in Loosdrecht.
Niet aileen die grote bezetting, ook de gespeelde noten baren opzien. De provorellen in Amsterdam, waarbij op 14 juni een dode en gewonden vallen, inspireren Breuker tot de compositie ‘Litany for the 14th ofjune, 1966’, waarbij een zangeres nieuwsberichten over het politieoptreden voordraagt. Na een live tv-uitzending in augustus is zijn naam als burgerschrik gevestigd.
Ironie.
‘Alles moet anders, te beginnen in de muziek’, Iijkt het motto waarmee Breuker de komende decennia te werk gaat. Zelfredzaamheid staat daarbij voorop. Met geestverwanten Misha Mengelberg en Han Bennink, vanaf 1967 verenigd in de Instant Composers Pool (ICP), distantieert hij zich van het Amerikaanse jazzmodel en introduceert hij een eigen vorm van geïmproviseerde muziek, gekruid met ironie en satire – de basis van de later internationaal erkende ‘New Dutch Swing’.
Onvrede over de ‘aperte achterlijkheid’ om hem heen motiveert zijn bemoeienissen met het muziekbestel in alle geledingen. Breuker is een van de bedenkers van het ‘Structuurplan’ dat in 1970 de basis vormt van het latere subsidiestelsel in de jazz, hij is mede-initiator van het Bimhuis, fungeert zestien jaar als voorzitter van de Stichting Jazz in Nederland, en voorziet alles en iedereen van sardonlsch en soms bot commentaar (een boze brief aan Holland Festivaldirecteur Jo Elsendoorn opent hij met ‘Hé Jo, ouwe neukert’).
Al vroeg ook verwoordt hij zijn onvrede met de traditionele concertvorm: ‘Er moet iets te zien en te lachen zijn.’ Zelf geeft hij het voorbeeld in voorstellingen als ‘Het leven van Mozart’ en ‘De achterlijke klokkenmaker’, waarin onder de slapstickachtige grappen en grollen serieuze noten worden gekraakt. De combinatie van dwarse muziek met plezier voor het hele gezin werkt Breuker verder uit in zijn Kollektief, dat vanaf 1974 tot voor zijn dood zijn belangrijkste muzikale uitlaatklep vormt en circa dertig Ip’s en cd’s uitbrengt op het eigen platenlabel BVHaast.
In het Kollektief verwezenlijkt Breuker zijn ideaal van muziek ‘waar heel de wereld in past’. Zoals in zijn platenkast Gustav Mahler en Kurt Weill naast Johnny Jordaan en Charlie Parker staan, zo maakt zijn tienkoppige koper- en rietorkest geen onderscheid tussen hoge en lage kunst. ‘De muziek die ik bedenk, die is voor mijn buurman en die is voor jou en voor het Waterlooplein, ’t kan me niet verdommen’, zegt hij in 1973.
Politieke strijdmuziek speelt hij in De Volharding, met Louis Andriessen. Het feestgevoel dat het Kollektief oproept, wordt versterkt in combinaties met andere artiesten, van Freek de Jonge en Ischa Meijer tot Albert Mol en Loes Luca. Opmerkelijk is Breukers zwak voor oude entertainers zoals Toby Rix en zijn Toeterix, met wie het Kollektief in korte broek kinderconcerten geeft. Breukers filosofie bij dit alles: ‘Als ik er gein in heb, dan doe ik het.’
Grote populariteit bereikt Breuker als organisator van de Klap op de Vuurpijl, het oudejaarsfestival dat vanaf 1975 jazz, kIassieke muziek en wereldmuziek als vanzelfsprekend naast elkaar zet, lang voor genrevermenging op andere podia bon ton wordt.
Vanaf l970, als hij de Wessel Ilcken Prijs wint, heeft Breuker niet te kIagen over waardering. Hij krijgt de Bird Award, Edisons, een Gouden Kalf (voor de filmmuziek van De illusionist) en diverse andere prijzen. Zelfs o schopt hij het tot Bekende Nederlander als het roddelblad Weekend in 1992 een uit de lucht geplukt artikel wijdt aan zijn ‘geheime Iiefdesrelatie’ met Hedy d’Ancona, de toenmalige minister van Cultuur. Belangrijker is dat Breuker sinds de eerste Kollektief-tournee naar de Verenigde Staten in 1977 ook een begrip wordt in de Amerikaanse muziekpers. Zijn ecIectische stijl is nieuw voor Amerikaanse oren en dankzij de aanbeveling van toonaangevende critici als Gary Giddins (‘By God, this is a band you must see’) wakkert Breukers ‘zany Dutch humour’ de belangstelling aan voor Nederlandse jazz in het algemeen.
Dat binnenlandse waarnemers Breukers ‘mensenmuziek’ met de jaren minder waarderen, valt niet te ontkennen. En zelfs verstokte fans raken uitgekeken op de act waarin de kIarinettist een kakelende kip imiteert en als apotheose een heus ei tevoorschijn tovert. De tanende lof pareert de bandleider met grimmigheid. Zo typeert hij de acht meter ei- . gen composities in zijn archief als ‘een gigantische berg puin’.
Als Breuker in 2007 met succes een levertransplantatie heeft ondergaan, krijgt hij bericht dat na 35 jaar de subsidie van zijn Kollektief wordt stopgezet. Het vonnis is onlangs herroepen, maar dat het Willem Breuker Kollektief zonder zijn leider een wederopstanding zal beleven, Iijkt moeilijk voorstelbaar. ‘Alles wat ik doe is commentaar’, zei hij in 1987 in de Volkskrant. ‘Het is steeds weer: wat ík ervan vind, hoe ík denk dat het moet.’
Fotobijschrift: Willem Breuker in oktober 2009, sterk vermagerd na zijn levertransplantatie. Op de achtergrond Henk de Jonge, sinds 1980 de vaste pianist van het Willem Breuker Kollektief. Links: Breuker (met zonnebril) als lid van de harmonie Tuindorp Oostzaan, in 1966. Hij was lid omdat hij zo de beschikking kreeg over een tenorsax en basklarinet.
Foto’s Guus Dubbelman en Pieter Boersma