De Volkskrant 2006-01-02
Nooit was ‘Klap op de Vuurpijl’ zo klein
Het zat ook deze dertigste keer weer vol, maar er zijn zware tijden aangebroken voor het muziekfestival de Klap op de Vuurpijl…
Van onze medewerker Koen Schouten
Het is even wennen, de Klap op de Vuurpijl in het Bimhuis. De negenentwintig vorige edities van het muziekfestival vonden altijd juist ergens anders plaats dan in de Amsterdamse jazztempel. Toen saxofo- nist encomponist Willem Breuker begon was er tussen kerst en nieuwjaar niets te beleven. Het door hemzelf mede opgerichte Bimhuis was dicht. Breuker organiseerde zijn vijfdaagse muzikale spektakel in het theater, ook om een nieuw publiek te bereiken.
De Brakke Grond, Frascati, Bellevue, de Westergasfabriek, het Werkteater en zelfs het Krasnapolsky Hotel hebben onderdak geboden aan het festival. Het publiek wist Breukers eigenwijze programma met jazz, moderne gecomponeerde muziek, wereldmuziek en vaak sublieme entr’actes altijd te vinden. De laatste jaren is de programmering steeds zuiniger geworden. Er kwamen minder buitenlandse acts, de entr’actes verdwenen en het festival werd een dag korter. Dit jaar is een dieptepunt bereikt. De dertigste editie duurde maar twee dagen, afgelopen vrijdag en oudejaarsnacht. Bijna kon het helemaal niet doorgaan. De reden: gebrek aan subsidie. ‘Daarom zitten we nu in het Bimhuis,’ zegt Breuker. ‘Hier hoef ik geen geluidsinstallatie en een vleugel te huren. In het theater ben ik al duizenden euro’s kwijt voor er een noot is gespeeld. ’Het nieuwe Bimhuis is een passende locatie voor de Klap op de Vuurpijl. Op oudejaarsnacht om twaalf uur, wanneer het Willem Breuker Kollektief traditiegetrouw begint te spelen, zal het uitzicht over het IJ en over de daken van de Amsterdamse binnenstad bijzonder zijn geweest. De avond ervoor is het goed vol, ondanks de zware sneeuw. Het festival blijkt toch zijn eigen sfeer naar het Bimhuis te hebben getransporteerd: gemoedelijk en met een zekere eindejaarsfeestelijkheid. Vrijdag wordt de avond geopend door de 15-koppige Nederlandse band Tetzepi. Het orkest is van een jongere generatie maar heeft verwantschap met het Kollektief van Breuker. De muziek kent dezelfde Hollandse manier van stevig doordenderen. Tetzepi is bijzonder goed in vorm en speelt een ijzersterke set van speciaal voor het orkest geschreven composities met compacte collectieve improvisaties en bevlogen solo’s.
Later op de avond bewijst ook het warmbloedig spelende Willem Breuker Kollektief dat het nog steeds een uniek klinkend orkest is van wereldklasse. Breuker mag met zijn band graag grappen en grollen uithalen – hoewel dat de laatste jaren minder is geworden – op de Klap speelt ook altijd een serieuze contemporaine act. Vaak is dat tegen het taaie aan, en dat maakt het meteen ook weer leuk. Vrijdag neemt de Ierse componist Roger Doyle die rol op zich. Hij geeft een soloconcert op vleugel met zijn ietwat zwaarmoedige maar meeslepende, in zichzelf kringelende composities. In zijn aankondiging van de pianist – ‘anders durft hij het podium nietop’ – verwijst Breuker naar het ‘geweldige Amsterdamse cultuurbeleid. Daarzou ik een groot applaus voor moeten vragen, maar dat doen we een andere keer. Ik had een prach- tig plan gemaakt met onder meer een veertigkoppig orkest uit Italië’, vertelt Breuker even daarvoor. ’Dat kon ik pas uitwerken als ik subsidie zou krijgen. Maar de Raad wilde pas misschien wat geven als het af was. De kip en het ei.’ De zware tijden voor de Klap zijn volgens Breuker exemplarisch voor de hele Nederlandse jazz- en ensemblescene. Voorheen zou Breuker de barricaden op zijn gegaan. ‘Dat doe ik niet meer. Ik heb ook nauwelijks medestanders meer. En de meeste jonge musici interesseert het niet. Ik doe waar ik aardigheid in heb: componeren, mijn platenlabel BVHaast, hopelijk in de toekomst nog de Klap. Maar de situatie is krankzinnig. Wat een dirigent op een avond in het Concertgebouw verdient, daar kan ik een prachtig festival van organiseren.’